Loslaten
Opvoeden is stukje bij beetje loslaten. Als ouder bepaal je wanneer en in hoeverre jij je kinderen loslaat. Belangrijk hierbij is dat je luistert naar je eigen gevoel, kijkt naar je kind en probeert in te schatten waarom je kind onafhankelijk wil zijn. Is het bijvoorbeeld een behoefte die past bij de ontwikkeling van je kind of loopt het mee met vrienden?
Door los te laten herken je de uniekheid van je kind en leert je kind omgaan met teleurstellingen.
Als je bezorgd bent, ben je alert. Dit is nodig om je kind te beschermen en de veiligheid te bieden die het nodig heeft. Door je kind te beschermen, blijf je verbinding houden en voelt je kind dat je geïnteresseerd bent. Het is belangrijk dat je een balans vindt tussen het beschermen, het begeleiden en het loslaten van je kind zodat het stukje bij beetje de eigen identiteit vindt.
De balans tussen het te veel willen uiten van je bezorgdheid en het moeten loslaten, wordt ook wel ‘grenzend begeleiden’ genoemd. Hiervoor zijn twee gouden regels:
1.Leer jezelf als ouder kennen. Denk na over vragen zoals: waar liggen mijn grenzen? Wat verwacht ik van mijn kind en wat mag ik verwachten? Het is handig om hier zo nu en dan (met je partner of andere ouders) over na te denken en over te praten.
2.Leer je kind kennen en probeer je eigen verwachtingen soms los te laten. Hoeveel begeleiding vraagt je kind? Begrijp ik mijn kind eigenlijk wel? Welke signalen zendt mijn kind uit en hoe reageer ik daar op?
Als Montessorischool willen we kinderen zelfstandig leren zijn: eigen keuzes maken, verantwoordelijkheid nemen voor die keuzes, leren door doen, ondervinden, ervaren. Dat betekent dat het soms ook mis gaat. Zo leer je immers het beste!
Uit de Nieuwsbrief
Juf verklapt: 8 dingen die élke ouder met een kind op de basisschool moet weten
De overgang van kinderdagverblijf of peutergroep naar basisschool is groot. Dat is niet alleen wennen voor je kind, maar ook voor jou. Je krijgt te maken met nieuwe regels, klasgenoten, en natuurlijk met een meester of juf die jouw
kind dingen leert en hem beoordeelt. Onthoud deze 8 belangrijke lessen om de omgang met de juf of meester zo goed mogelijk te houden.
De Amerikaanse ex-basisschoollerares Lisa Sailer heeft in haar carrière heel wat ouders voorbij zien komen. Van leuke en lieve ouders, tot ouders waarbij ze regelmatig tot tien moest tellen. Speciaal voor hen heeft ze een aantal waarheden over de basisschool op een rijtjegezet. Goed om te onthouden als je kind naar school gaat óf al in de schoolbanken zit.
1. We hebben het beste met je kind voor niemand wordt juf of meester voor roem of geld. Het is een baan die je kiest omdat je het leuk vindt om kinderen iets te leren. Maar dat is niet altijd makkelijk,zeker niet als je een groep hebt van 25 kinderen of meer. Dat betekent dat de juf of meester dus ook weleens streng moet zijn of iemand tot de orde moet roepen. Ook jouw kind. Dat is niet gemeen en betekent niet dat de leerkracht jouw kind niet mag.
2. Kinderen jokken soms
Ja, ook jouw (b)engeltje overdrijft ongetwijfeld weleens en vertelt soms een leugentje om uit de problemen te blijven. Dat doet élk kind namelijk zo af en toe. En jij waarschijnlijk ook. Hou dit vooral in gedachte als je kind thuiskomt met een verhaal waarin hij een ander kind van iets beschuldigd dat er op school is gebeurd. Misschien heeft hij gelijk, maar het zou ook zomaar kunnen dat het net even anders is gegaan. Leer je kind dat het oké is om fouten te maken, zolang hij er maar eerlijk over is.
3. Maar zijn meestal goudeerlijk
Kinderen mogen dan weleens jokken, de rest van de tijd zijn ze goudeerlijk en hebben ze het hart op de tong. Pas dus goed op wat je tegen je kind zegt, want de kans is groot dat de juf of meesterhet ook te horen krijgt. ‘Juf, mijn moeder zei dat jij een trut bent!’ Oeps! Sowieso is het geen goed idee om je negatief uit te laten tegen je kind over de leerkracht. Zo verliest je kind respect voor de juf of meester en daar heeft niemand wat aan.
...vervolg...
4. Leraren hebben het druk
Denk je dat juffen en meester een relaxte baan hebben, want: korte dagen en vaak vakantie. Think again! Leraren doen veel meer dan lesgeven, zoals eindeloos vergaderen en vragen van ouders beantwoorden. Heeft de leerkracht van je kind dus niet meteen tijd voor je als je iets wilt bespreken, neem het hem of haar niet kwalijk. Zodra er een gaatje is in de agenda ben jij de eerste.
5. En ook nog een eigen leven…
De juf of meester van je kind is niet alleen leerkracht maar misschien ook vader of moeder, echtgenoot en iemand met hobby’s. Kortom, hij of zij heeft ook nog een eigen leven en isdus niet 24 uur per dag bereikbaar.
6. Geen bericht is goed bericht
Als je minder van de meester of juf hoort dan je zou willen, dan is dat waarschijnlijk omdat het goed gaat met je kind op school. Maak je je tochzorgen of wil je de vinger aan de pols houden? Plan dan een afspraak in ofwacht tot de 10-minuten gesprekken weer op de agenda staan.
7. Je kind gedraagt zich anders op school
Als ik 20 euro kreeg voor elke keer dat een ouder zei: ‘Mijn kind zou dat nóóit doen!’ dan was ik al binnen. Natuurlijk kennen ouders hun kinderen het beste, maar realiseer je ook dat een kind zich op school soms
heel anders gedraagt dan thuis. Je kind zal thuis geen piemels op de muur tekenen, maar als hij op school wordt aangemoedigd door een paar vriendjes waarschijnlijk wel.
8. Jouw hulp is onmisbaar
Zonder hulp van ouders zijn scholen nergens. Bied daarom eens aan om mee te gaan op schoolreisje of een excursie, kom af en toe luizenpluizen. Leerlingen van wie de ouders een beetje betrokken zijn, hebben bovendien een veel betere kans om succesvol te zijn op school, omdat ze zien dat de juf en zijn ouders ‘in hetzelfde team zitten’.
en verder…
School vragen kaartjes
When we set children against one another in contests – from spelling bees to awards assemblies to science “fairs” (that are really contests), from dodge ball to honour rolls to prizes for the best painting or the most books read – we teach them to confuse excellence with winning, as if the only way to do something well is to outdo others. We encourage them to measure their own value in terms of how many people they’ve beaten, which is not exactly a path to mental health. We invite them to see their peers not as potential friends or collaborators but as obstacles to their own success… Finally, we lead children to regard whatever they’re doing as a means to an end: The point isn’t to paint or read or design a science experiment, but to win. The act of painting, reading, or designing is thereby devalued in the child’s mind.
Alfie Kohn
The Myth Of The Spoiled Child